Informatievaardigheden
Onze samenleving wordt in toenemende mate een informatiemaatschappij en een kennissamenleving, waarin de hoeveelheid informatie nog dagelijks toeneemt. Omgaan met informatie is, aldus het rapport Mediawijsheid van de raad voor cultuur , mede dankzij de ontwikkeling van digitale technologieën, onderdeel geworden van praktisch alle menselijke activiteiten. Om te kunnen functioneren hebben mensen dan ook steeds meer behoefte aan (onmiddellijke toegang tot) informatie. Ook in het onderwijs wordt van leerlingen steeds meer verwacht dat zij effectief en efficiënt met informatie en informatiebronnen kunnen omgaan.
Dat internet zo langzamerhand de meest gebruikte informatiebron is zal weinigen verbazen. Als docenten leerlingen onderzoeksgerelateerde opdrachten geven gaan zij er doorgaans vanuit dat leerlingen bij het zoeken van informatie op internet efficiënt en effectief te werk gaan. Zij gaan er stilzwijgend van uit dat leerlingen die vaardig zijn in het bedienen van de computer, ook over de benodigde informatievaardigheden beschikken. Problemen doen zich echter voor bij het zoeken, selecteren, interpreteren en verwerken van informatie.
Ook uit onderzoek van Kuiper komt naar voren dat veel leerlingen weliswaar al op relatief jonge leeftijd beschikken over zoekvaardigheden voor internet , maar dat het hen vaak ontbreekt aan reflectie op de resultaten van zoekmachines en het kritisch lezen van teksten op websites. Juist deze vaardigheden zijn doorslaggevend voor doelmatig gebruik van internet voor leren. Leraren die effectief gebruik willen maken van internet staan daardoor voor de, niet eenvoudige, taak om leerlingen informatievaardigheden bij te brengen. Het gebruik van internet wordt dan ook als lastig ervaren. Leraren weten niet goed hoe ze leerlingen moeten begeleiden en hebben de indruk dat leerlingen weliswaar in staat zijn mooie werkstukken te produceren, maar betwijfelen of ze wat van de verzamelde informatie hebben geleerd. Het gebruik van internet voor het leren sluit weinig aan bij de manier waarop kinderen buitenschools internet benaderen en gebruiken. De internetvaardigheden die noodzakelijk zijn voor leren, verwerven leerlingen blijkbaar niet spontaan. Dit wijst er op dat gebruik van internet voor leren uitbreiding van competenties vereist. Dit geldt voor zowel lerende kinderen, docenten als ook voor lerarenopleiders. Zonder uitbreiding van deze competenties voor leren met behulp van internet zullen opbrengsten van beschikbare internetvoorzieningen achterblijven bij de feitelijke mogelijkheden.
(Saskia Brandt-Gruwel, 2007)
Privacy
Online privacy gaat veel verder dan voorzichtig zijn met het achterlaten van je adresgegevens of telefoonnummer, of het niet accepteren van vreemde vriendschapsverzoeken. Minstens zo belangrijk is het dat kinderen beseffen dat wat plaatst op Twitter daadwerkelijk door de hele wereld te lezen is. En dat het nooit meer verdwijnt, ook. En dat het op Facebook posten van een foto van een wild feestje, met alle tags erop en eraan, ervoor zorgt dat ook de vrienden van vrienden of bijvoorbeeld je baas kunnen meekijken. We mogen ons dan verbazen over onze kinderen en hun totale gebrek aan besef van online privacy, we kunnen er zelf ook wat van. Wie zet er een constante stroom aan kiekjes van de pasgeboren baby online? Of van de aandoenlijke briefjes vol spelfouten die ze ons schrijven in groep 3 en de liefdesbrieven vol roze hartjes die ze ontvangen van leeftijdsgenootjes? Wie grijpt er meteen naar zijn smartphone om die grappige uitspraak van kind online te gooien? Juist. ‘Je hoort vaak dat kinderen geen besef hebben van privacy. Maar dat is niet zo. Ieder mens voelt zich ongemakkelijk wanneer persoonlijke informatie terecht komt bij mensen voor wie het niet bedoeld was. Een tienjarige vindt het helemaal niet prettig om zichzelf als zevenjarige in zwembroek terug te vinden op internet’, zegt Pardoen. Door steeds over ze te schrijven, ze te taggen en te fotograferen, ontnemen we onze kinderen de kans om zelf beslissingen te nemen over hun eigen online identiteit, hun eigen digitale voetafdruk, vindt zij. ‘Tegen de tijd dat zij actief worden op sociale media, is er al veel over hen te vinden waarover ze misschien geen controle meer hebben. Als ze jong zijn doen ze bovendien na wat anderen doen, wat jij doet. Als je daar niet bewust mee omgaat, moet je straks niet gek opkijken als je kinderen ook allerlei persoonlijke dingen gaan posten. Het lijkt me goed als ouders zich meer bewust zijn van hun invloed op het online imago van hun kinderen. En dat ze dus ook afspraken maken met de school, kinderopvang en oppas over het al dan niet online plaatsen van foto’s van hun kind.
(Justine Pardoen, 2014)
Onze samenleving wordt in toenemende mate een informatiemaatschappij en een kennissamenleving, waarin de hoeveelheid informatie nog dagelijks toeneemt. Omgaan met informatie is, aldus het rapport Mediawijsheid van de raad voor cultuur , mede dankzij de ontwikkeling van digitale technologieën, onderdeel geworden van praktisch alle menselijke activiteiten. Om te kunnen functioneren hebben mensen dan ook steeds meer behoefte aan (onmiddellijke toegang tot) informatie. Ook in het onderwijs wordt van leerlingen steeds meer verwacht dat zij effectief en efficiënt met informatie en informatiebronnen kunnen omgaan.
Dat internet zo langzamerhand de meest gebruikte informatiebron is zal weinigen verbazen. Als docenten leerlingen onderzoeksgerelateerde opdrachten geven gaan zij er doorgaans vanuit dat leerlingen bij het zoeken van informatie op internet efficiënt en effectief te werk gaan. Zij gaan er stilzwijgend van uit dat leerlingen die vaardig zijn in het bedienen van de computer, ook over de benodigde informatievaardigheden beschikken. Problemen doen zich echter voor bij het zoeken, selecteren, interpreteren en verwerken van informatie.
Ook uit onderzoek van Kuiper komt naar voren dat veel leerlingen weliswaar al op relatief jonge leeftijd beschikken over zoekvaardigheden voor internet , maar dat het hen vaak ontbreekt aan reflectie op de resultaten van zoekmachines en het kritisch lezen van teksten op websites. Juist deze vaardigheden zijn doorslaggevend voor doelmatig gebruik van internet voor leren. Leraren die effectief gebruik willen maken van internet staan daardoor voor de, niet eenvoudige, taak om leerlingen informatievaardigheden bij te brengen. Het gebruik van internet wordt dan ook als lastig ervaren. Leraren weten niet goed hoe ze leerlingen moeten begeleiden en hebben de indruk dat leerlingen weliswaar in staat zijn mooie werkstukken te produceren, maar betwijfelen of ze wat van de verzamelde informatie hebben geleerd. Het gebruik van internet voor het leren sluit weinig aan bij de manier waarop kinderen buitenschools internet benaderen en gebruiken. De internetvaardigheden die noodzakelijk zijn voor leren, verwerven leerlingen blijkbaar niet spontaan. Dit wijst er op dat gebruik van internet voor leren uitbreiding van competenties vereist. Dit geldt voor zowel lerende kinderen, docenten als ook voor lerarenopleiders. Zonder uitbreiding van deze competenties voor leren met behulp van internet zullen opbrengsten van beschikbare internetvoorzieningen achterblijven bij de feitelijke mogelijkheden.
(Saskia Brandt-Gruwel, 2007)
Privacy
Online privacy gaat veel verder dan voorzichtig zijn met het achterlaten van je adresgegevens of telefoonnummer, of het niet accepteren van vreemde vriendschapsverzoeken. Minstens zo belangrijk is het dat kinderen beseffen dat wat plaatst op Twitter daadwerkelijk door de hele wereld te lezen is. En dat het nooit meer verdwijnt, ook. En dat het op Facebook posten van een foto van een wild feestje, met alle tags erop en eraan, ervoor zorgt dat ook de vrienden van vrienden of bijvoorbeeld je baas kunnen meekijken. We mogen ons dan verbazen over onze kinderen en hun totale gebrek aan besef van online privacy, we kunnen er zelf ook wat van. Wie zet er een constante stroom aan kiekjes van de pasgeboren baby online? Of van de aandoenlijke briefjes vol spelfouten die ze ons schrijven in groep 3 en de liefdesbrieven vol roze hartjes die ze ontvangen van leeftijdsgenootjes? Wie grijpt er meteen naar zijn smartphone om die grappige uitspraak van kind online te gooien? Juist. ‘Je hoort vaak dat kinderen geen besef hebben van privacy. Maar dat is niet zo. Ieder mens voelt zich ongemakkelijk wanneer persoonlijke informatie terecht komt bij mensen voor wie het niet bedoeld was. Een tienjarige vindt het helemaal niet prettig om zichzelf als zevenjarige in zwembroek terug te vinden op internet’, zegt Pardoen. Door steeds over ze te schrijven, ze te taggen en te fotograferen, ontnemen we onze kinderen de kans om zelf beslissingen te nemen over hun eigen online identiteit, hun eigen digitale voetafdruk, vindt zij. ‘Tegen de tijd dat zij actief worden op sociale media, is er al veel over hen te vinden waarover ze misschien geen controle meer hebben. Als ze jong zijn doen ze bovendien na wat anderen doen, wat jij doet. Als je daar niet bewust mee omgaat, moet je straks niet gek opkijken als je kinderen ook allerlei persoonlijke dingen gaan posten. Het lijkt me goed als ouders zich meer bewust zijn van hun invloed op het online imago van hun kinderen. En dat ze dus ook afspraken maken met de school, kinderopvang en oppas over het al dan niet online plaatsen van foto’s van hun kind.
(Justine Pardoen, 2014)