In het artikel “Van digibeet naar digibord” van Michel van Ast en Guus Perry, wordt er gesproken over de Cognitieve Multimedia Theorie. De Cognitieve Multimedia Theorie gaat uit van het lesgeven waarbij er gebruik gemaakt wordt van het digibord. Door gebruik te maken van CMT gebruik je de kracht van het digibord. Diverse auteurs gaan uit van de volgende drie veronderstellingen:
- De dual channel assumptie: de veronderstelling dat wij informatie vanuit twee richtingen verkrijgen. Auditief via het gehoor en visueel via de ogen.
- De limited capacity assumptie: de veronderstelling dat wij een beperkte hoeveelheid informatie in ons werkgeheugen vast kunnen leggen.
- De active processing assumptie: de veronderstelling dat wij spontaan, actief informatie kunnen verwerken.
- Multimediaprincipe: je leert beter van tekst en beeld dan van tekst alleen.
- Spatial contiguity-principe: je leert beter wanneer tekst en beeld dicht bij elkaar staan.
- Temporal contiguity principe: je leert beter wanneer tekst en beeld tegelijkertijd en niet achtereenvolgens worden aangeboden.
- Coherentieprincipe: je leert beter als extra, overbodige informatie achterweg blijft.
- Modaliteitsprincipe: je leert beter wanneer beeld/ animatie met audio, dan van een beeld/ animatie met afgebeelde tekst.
- Rendundantieprincipe: je leert beter van een beeld / animatie met audio, dan van een beeld/ animatie en audio en afgebeelde tekst.
- Het principe van de individuele verschillen: mensen met veel voorkennis, of een goed ontwikkeld ruimtelijk inzicht, multimediale tekortkomingen in digitale middelen kunnen compenseren.